Vuren op luchtlandingstroepen

Wie geïnteresseerd is in operatie Market Garden kent wellicht de foto van twee Duitsers die vanuit een bosrand in de buurt van de dropzone van Heelsum/Wolfheze het vuur hebben geopend op nog in het luchtruim bungelende Britse parachutisten. Die staan trouwens niet op dat beeld.

De foto, hoe onscherp ook, fascineert me.

C1402990-7E0F-45B1-B6F7-254DB7576AA9

In werkelijkheid is het een stilstaand filmbeeld (still) uit een Duits bioscoopjournaal en zijn de Duitsers Nederlandse vrijwilligers in de Waffen-SS, meer specifiek van SS-Wachbataillon 3, geleid door SS-Obersturmbahnführer (luitenant-kolonel) Paul Helle.

Helle’s bataljon is ingedeeld bij de Westgruppe van Generalleutnant Hans von Tettau. Deze eenheid moet langs de noordelijke Rijnoever de geallieerde aanvallen met parachutisten onderscheppen.

Anderen hebben vastgesteld dat de Nederlandse SS’ers op dat beeld schieten met een Maschinengewehr 42 – door de Britten vanwege de zeer hoge vuursnelheid van 1.200 schoten per minuut ‘Hitlers cirkelzaag’ genoemd – en een op de para’s buitgemaakte brengun. Die kan 500 schoten per minuut afvuren.

Wat me in het bioscoopfilmpje opvalt is de gedrevenheid waarmee de soldaten vanaf hun geïmproviseerde vuurposities op de neerdalende parachutisten vuren. De hoge vuursnelheid van de kleinkaliberwapens zorgt gegarandeerd voor een dodelijk welkom voor de geallieerde luchtlanders. Hier is geen sprake van fair play, zo lijkt het.

Wat me intrigeert is dat het volgens het oorlogsrecht is toegestaan om te vuren op de uit lucht vallende soldaten. Daarmee worden luchtlandingstroepen een wel zeer gemakkelijk doelwit (sitting ducks).

In de planningsfase van een operatie moet dan ook zorgvuldig worden beoordeeld of de inzet van luchtlandingstroepen absoluut noodzakelijk is en de licht uitgeruste militairen geen lonend doel zijn. In het geval van Market Garden waren de parachutisten in de meeste gevallen vuurtrekkende objecten. Dit geldt met name voor de aanvalsgolven op de 2e en 3e dag, toen het verrassingseffect tenietgedaan was en de geallieerden hun momentum kwijt waren, maar – zoals blijkt uit dit beeld – dus ook op de eerste dag van de aanval.

Mag er volgens het huidige humanitair oorlogsrecht niet worden geschoten op militairen die uit een vliegtuig springen, “Airborne troops are not protected by this article.” In dit derde lid wordt artikel 42 van Additioneel Protocol I van de verdragen van Genève bedoeld.

Het artikel werd op 25 mei 1977 met 71 voorstemmen aangenomen, tegen twaalf tegenstemmen en elf onthoudingen.

In hun commentaar schrijven de juristen Michael Bothe, Karl Josef Partsch en Waldemar Solf dat artikel 42 feitelijk wetmakerij is van een onder piloten in WO II in zwang geraakt gewoonterecht. In eerste instantie vonden die het namelijk al niet getuigen van ridderlijkheid en humaniteit om een tegenstander aan te vallen die met een valscherm uit een buiten gevecht gestelde observatieballon moest springen. De gewoonte ontwikkelde zich met het toenemende gebruik van parachutes (onder andere voor het gebruik van de schietstoel) door piloten in vliegtuigen.

In essentie is het verschil tussen de crew van een luchtvaartuig dat zijn hachje probeert te redden door uit buiten gevecht gestelde, onklaar geraakte, brandende en/of neerstortende toestellen te springen en luchtlandingseenheden de intentie van het parachuteren: met welk doel (purpose) wordt het toestel verlaten en wat wil de para uiteindelijk bereiken (endstate).

Het mag duidelijk zijn dat airborne eenheden, ook in WO II, met offensieve vijandelijke bedoelingen afsprongen. Of het nu de Duitse Fallschirmjäger op Kreta of in de Slag om de Residentie waren of de geallieerden op Sicilië, in Normandië of tijdens operatie Market Garden.

Dat vuur uitbrengen op gedropte luchtlandingstroepen met een hostile intent (nog geen hostile act) blijkbaar volledig conform de regels van het oorlogsrecht is, maakt dit beeld niet minder heftig.

Plaats een reactie