Misangst

Het enige dat op de 49e dag na Pasen door m’n hoofd gaat is emotionele scoringsdrift. Verder gaat er niets door me heen als ik die winkel binnenloop.

Een magneet trekt me naar een rijtje boeken dat keurig naast elkaar in het schap staat. Niet thematisch gerangschikt en zonder enige aanwijsbare reden bij elkaar gezet, zo lijkt het. Het zijn juweeltjes met een aantrekkingskracht als de sproeterige bruid van Prince Harry.

Stuk voor stuk vragen die pareltjes om stukgelezen te worden. Maar dat is niet omdat ik niet wil missen waar iedereen het morgen over zal hebben. (Daar is trouwens een mooie woordcombinatie voor uitgevonden, hoewel die met name gaat over de angst iets te moeten missen op sociale media: fear of missing out.)

9C18D063-191F-416A-B69F-1E1FA226F385

Er staat een Kerouac, in een nieuwe buitenjas, maar die zou ik volgens ingewijden moeten lezen onder het genot van een dikke vette joint. Terwijl ik, nu alweer zo’n anderhalf jaar, ben gestopt met roken. Dat wordt ‘m dus niet.

Ernaast Kleihuid, over de Eerste Wereldoorlog. Over oorlogen lees ik liefst non-fictie. Weliswaar heeft deze een prachtig mooie titel, het blijft een roman.

Tegen dat debuut van Herien Wensink leunt een dikkerdje van Gonsjarov. Hoofdpersoon is de aristocratische luilak Oblomov, die zijn dagen liefst liggend doorbrengt. Ook niks voor mij. Ik heb een hekel aan luie en gemakzuchtige mensen, ook als ze verzonnen zijn.

Al deze boeken worden stevig geschraagd door een lijvige pil over de slachter van de Banda-eilanden, Jan Pieterszoon Coen. Nu even niet, denk ik. Evenmin als het boek van Douwe Draaisma. Vandaag heb ik geen zin in gepsychologiseer.

Eigenlijk hoef ik helemaal geen boek, ben ik alleen maar uitgedaagd door de onhoorbare lokroep van de boekwinkel. Zoals zo vaak.

Ik twijfel niet eens, hoewel het schap met boeken geenszins onaantrekkelijk blijft.

Ineens staat, uit het niets, een oudere dame naast me, op halfhoge goudkleurige laarsjes met glittertjes. Ze passen absoluut niet bij haar, noch bij haar leeftijd, vind ik. Maar ik hou m’n kaken stijf op elkaar.

Onder het van de plank trekken van De kunst van het vragen stellen vertelt ze tegen niemand in het bijzonder dat ze gelukkig is als ze lesgeeft. Ze is blijkbaar lerares of zo.

Ik geef geen sjoege.

“Zeg maar Minne!”, en ze steekt onvast haar hand uit.

Ze heeft te laat door dat ik stilletjes gedag heb gezegd tegen Wensink, Draaisma, Kerouac, Gontsjarov en duizenden anderen en op z’n militairs naar buiten stiefel.

Geen boek, zelfs geen kleintje, scoren in het walhalla voor bibliofielen is al gauw bloedsaai.

 

Plaats een reactie